Een model bekijken met modelbegrenzing
Commando |
Locatie |
Modelbegrenzing |
Weergave |
Met het commando Modelbegrenzing kunt u tijdelijk delen van een 3D-model verbergen om bijvoorbeeld de binnenkant van het model te zien en aan te passen. U zult alleen de objecten binnen de modelbegrenzing kunnen zien en selecteren. Zo kunt u makkelijker grijppunten vinden of een bepaald gebied in een groot 3D-model bekijken.
Deze functie werkt voor renderingen in Draadstructuur, Shaded en Renderworks. Het commando Modelbegrenzing creëert een kubus die de zone afbakent met de door u geselecteerde objecten. Zodra de kubus gecreëerd is, kunt u met het gereedschap Selectie de kubus uitrekken of uithollen zodat meer of minder objecten getoond worden. Gebruik het controlevenster om de kubus te roteren of naar een andere locatie te verslepen.
Om het werkvlak uit te lijnen met het oplichtende vlak van een modelbegrenzing, klikt u met rechts op een oplichtend horizontaal of verticaal vlak van de kubus en selecteert u het commando Bepaal werkvlak in het contextmenu.
Om een modelbegrenzing toe te passen:
Selecteer in een 3D-weergave de objecten die u wenst te bekijken. (Als er geen objecten zijn geselecteerd, zal de modelbegrenzingskubus alle op dit moment zichtbare objecten begrenzen.)
Kies als rendermethode Draadstructuur of Shaded.
Selecteer het commando.
U kunt hiervoor een snelkoppeling aan de Methodebalk toevoegen (zie Voorkeurenbalk).
Het aanzicht wordt zo uitgesneden dat alleen de geselecteerde objecten te zien zijn en omgeven zijn door een transparante kubus. Vlakken van volumes krijgen standaard een rode kleur langs de zijde waar ze worden doorgesneden door de modelbegrenzing.
Om de modelbegrenzingskubus te vervormen, klikt u met het Selectie-gereedschap op de kubus. Een omtrekkader met de X-, Y- en Z-as verschijnt. De tekening wordt interactief aangepast tijdens het bewerken, zodat u op elk moment kunt zien welke objecten binnen de modelbegrenzing vallen.
Bewerking |
Omschrijving |
Om de kubus te vergroten of te verkleinen |
Een zijde van de kubus licht op wanneer u de cursor erover beweegt. Klik op een oplichtend vlak en sleep deze naar de gewenste plaats. Klik opnieuw om de nieuwe plaats in te stellen. |
Om de kubus te draaien |
Klik op een van de vier draaigrepen aan de randen van het omtrekkader van de kubus. Sleep om de kubus te draaien en klik vervolgens om de nieuwe locatie in te stellen. |
Om de kubus te verplaatsen |
Klik op de verplaatsingsgreep in het midden van het omtrekkader. Sleep om de kubus te verplaatsen en klik vervolgens om de nieuwe locatie in te stellen. |
Bewerk de objecten binnen de kubus. Houd rekening met onderstaande punten:
Als u een symbool bewerkt, zal de kubus worden aangepast aan de grens van het symbool. Wanneer u de bewerkmodus van het symbool verlaat, keert de kubus terug naar zijn oorspronkelijke grens.
Wanneer u een zijde van de modelbegrenzing opschuift, toont de Coördinatenbalk steeds de relatieve afstand vanaf de oorspronkelijke locatie van de modelbegrenzing.
Om de huidige kubusweergave op te slaan voor later gebruik, selecteert u Weergave > Bewaar tekenzone en selecteert u de optie Aanzicht (zie Bewaarde tekenzones creëren).
Selecteer het commando Modelbegrenzing opnieuw om de functie uit te schakelen en terug te keren naar een volledige weergave van het model voor alle ontwerplagen.
(Het commando Modelbegrenzing is aangevinkt als de functie actief is.)
U kunt uw laatste modelbegrenzingskubus later opnieuw oproepen door de volgende keer op de ctrl-toets (Windows) of op de cmd-toets (Mac) te drukken terwijl u de functie Modelbegrenzing activeert.
Een presentatielaagzichtvenster creëren op basis van een modelbegrenzing
Commando |
Locatie |
Creëer zichtvenster |
Weergave |
Om een presentatielaagzichtvenster te creëren op basis van een modelbegrenzing:
Na het creëren van de modelbegrenzing selecteert u het commando. Het dialoogvenster ‘Zichtvenster’ wordt geopend.
Creëer een presentatielaagzichtvenster zoals beschreven in Een zichtvenster op een presentatielaag creëren. Vink de optie Toon met modelbegrenzing aan om de actieve modelbegrenzing aan het zichtvenster te koppelen. De modelbegrenzing verschijnt in het zichtvenster en kan in grootte worden aangepast wanneer u de ontwerplaag van het zichtvenster bewerkt.
Elk zichtvenster dat u creëert en waarvoor u deze optie aanvinkt, wordt opgeslagen met zijn eigen bewerkbare modelbegrenzing.
Een snedevenster creëren op basis van een modelbegrenzing
Commando |
Locatie |
Creëer snedevenster |
Contextmenu |
Om een snedevenster te creëren op basis van een modelbegrenzing:
Na het creëren van een modelbegrenzing activeert u het gereedschap Selectie en klikt u rechts op een gemarkeerde, verticale zijde van de modelbegrenzing.
Selecteer het commando. Het dialoogvenster ‘Snedevenster’ of ‘Horizontaal snedevenster’ wordt geopend (afhankelijk van de geselecteerde zijde van de modelbegrenzing).
Creëer het zichtvenster op een presentatielaag of ontwerplaag, zoals beschreven in de volgende secties:
Een verticaal snedevenster creëren
Een horizontaal snedevenster creëren
Om de zone in het vlak van de snede met de originele objecten en kenmerken weer te geven, opent u via het Infopalet de geavanceerde instellingen. Selecteer op het tabblad ‘Instellingen’ de optie Afzonderlijke snedes en vink de optie Instellingen van originele objecten aan.